Op fluistervoeten

We zagen haar opleven toen haar zoon een week kwam logeren. Hij woont in het buitenland, in een stad waarvan de naam klinkt als een gedicht.

Voor hem was het verschil met zijn eerdere bezoek dit jaar groot. Mw. had weinig eetlust meer en veel van wat met liefde door haar dochter was gehaald verdween in de prullenbak. Nadat haar zoon weer weg was en ik mw. hielp met haar avondritueel kreeg ik een niet pluis gevoel. Niet dat je jezelf daar teveel van voor moet stellen hoor en al mijn collega’s herkennen dat in ons werk. We rapporteren netjes wat we waarnemen, verslechterde sta-functie, niet kunnen concentreren op de handeling die moet gebeuren en zo nog wat observatiepunten maar vatten dat onder elkaar simpel samen als een niet pluis gevoel. Mw. had alle beperkte energie die ze nog had geïnvesteerd in de afgelopen week.

De volgende dag regeerde mw. nauwelijks meer op de zorg maar gaf nog wel pijn aan. Onze wijkverpleegkundige had overleg met de familie en de huisarts. Regelde een hoog-laag bed, een glijzeil en een postoel. Omdat mw. nog zo lang zelf in en uit bed kwam had ze deze nog niet. Mw. kreeg een vlindernaaldje voor de pijnmedicatie en een catheter. Toen ik die avond kwam lag mw. heel rustig. Mw. haar dochter zou die nacht blijven slapen en vroeg advies over wat ze het beste kon doen als haar moeder onrustig zou worden. Met de wijkverpleegkundige had ik afgesproken dat ik een foto van de medicatie zou maken en die naar haar zou sturen voor controle wat verplicht is met morfine. Zelf vond ik dat ook erg fijn die tweede controle. Het is altijd naar om fouten te maken en op deze manier is er een back-up. Eigenlijk was ze vrij maar ik begreep dat het ook haar niet losliet.

De volgende avond zou mw. haar schoonzoon bij haar blijven. Omdat mw. zo rustig was had de familie aan ons doorgegeven dat er aan het begin van de avond even niemand zou zijn omdat wij toch om die tijd zorg zouden komen geven. Op dat moment kon ik weinig voor mw. doen. Ze reageerde wel wat op de mondzorg maar verder niet. Even legde ik zachtjes mijn hand op haar schouder en streek haar haren wat uit haar gezicht. Hoe lang veel van mijn collega’s en ikzelf ook in de zorg werken, dit stukje zorg blijft altijd iets bijzonders en uniek en het is ook heel mooi om te doen. Nadat ik een briefje voor de schoonzoon had neergelegd met het bericht dat ik mondzorg had gegeven aan mw. en dat ik zo tussen 21:00 en 21:30 er weer zou zijn ging ik weer verder.

Bij het afgesproken zorgmoment stond ik even in dubio. Bij sommige cliënten duurt deze fase langer als je zou denken en we geven dan nog wel wisselligging om doorliggen te voorkomen. Maar zelfs door de morfine heen gaf mw. ongemak aan bij beweging en ik besloot tot een compromis. Ik draaide mw. iets meer op haar zij waardoor het drukpunt net iets anders werd zonder dat ik haar teveel ongemak bezorgde en herschikte de kussens om het haar zo comfortabel mogelijk te maken.

Nog geen drie kwartier later werd ik door haar schoonzoon gebeld, ‘ik heb het idee dat mijn schoonmoeder niet meer ademt!’

Mijn collega bood aan om even mee te lopen. ‘Zo snel had ik het niet verwacht,’ vertelde ik haar maar eenmaal binnen bleek dat de schoonzoon van mw. het goed had gezien. Mw. ademde niet meer, de dood was stil en rustig ingetreden. Vriendelijk, als het ware op fluistervoeten waar de familie en wij dankbaar voor waren.

Nadat we haar schoonzoon hadden gecondoleerd en via de telefoon haar dochter, legden we op zijn vraag wat de vervolgstappen waren uit dat wij een overlijden niet officieel vast mogen stellen. Dat is aan een arts. In sommige gevallen bellen wij zelf maar in dit geval deed haar schoonzoon dat en we hoorden dat binnen het uur een Hap-arts zou komen. We werden persoonlijk en voor ons hele team zo warm en hartelijk bedankt door de familie dat ik me er ongemakkelijk en verlegen onder voelde. Bedankjes en complimenten in ontvangst nemen is niet mijn sterkste kant moet ik bekennen. Na afscheid genomen te hebben nam mijn collega nog even de tijd om met mij na te praten en liep ik 10 minuten later via het zorgcentrum waar de aanleunwoningen aan gekoppeld zijn naar buiten en zag een auto van de HAP staan. ‘Komen jullie voor mw. X,’ vroeg ik? ‘Ja dat klopt,’ antwoordden de arts en de verpleegkundige die net uitstapten. ‘Dan moeten jullie bij die ingang zijn, daar bij de aanleunwoningen,’ wees ik. Het is een vergissing die vaak gemaakt wordt door de HAP en door de leveranciers. ‘Bedankt!’ Met een vriendelijke zwaai stapten ze weer in en reden ze naar het goede gebouw. Ik keek ze even na, veel minder intensief betrokken bij de zorg dan wij als verzorgende vroeg ik me af hoe het voor hen is om bij mensen die ze niet kennen op deze manier binnen te komen. Kan me eigenlijk niet voorstellen dat voor wie dan ook deze situaties als routine gezien worden?