Tijd
Ik droomde, dat ik langzaam leefde ….
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
wat stil lijkt. ‘k Zag de drang waarmee
de bomen zich uit de aarde wrongenterwijl ze hees en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen …..
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.
En dag en nacht van korte duur
vlammen en doven: flakkrend vuur.De wanhoop en welsprekendheid
M. Vasalis
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd ….
Hoe kón ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd ?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten ?
Op een vlot van helderheid
Van Oorschot Amsterdam 2009
Vannacht kon ik moeilijk in slaap komen, de eerste regels van dit fascinerende gedicht bleven op de één of andere manier in mijn hoofd rondzingen. Ik probeerde me in te denken hoe het is om een steen te zijn… liggend op ons tuinbankje, in de zon. En dan net als Vasalis de seizoenen en jaren aan je voorbij zien te trekken, zonder er deel van uit te maken.
Het doet me denken aan de eeuwigheid. De eeuwigheid is ook een boeiend begrip, niet voor te stellen eigenlijk. Of aan de ruimte, een eindeloze hoeveelheid sterren die geboren worden en soms alweer uitgedoofd zijn voor hun licht de aarde heeft bereikt.
Misschien ben ik daarom zo geboeid door het scheppingsverhaal? De Eeuwige, De Schepper, die de tijd creëerde als een vacuüm in de eeuwigheid.