Bij de Reeuwijkse plassen, naast de surfplas, staat een horecagelegenheid die veel mensen uit deze omgeving wel kennen. In de tijden voor Corona was het er vaak druk en zeker in de zomermaanden stroomde het terras vaak vol.
Ook met mijn jongste zoon heb ik er wel eens wat gegeten en gedronken. Met een glimlach dacht ik eraan terug. Het was een hele fijne middag geweest. Hij was toen juist gestart bij het logeerhuis ‘De Klimroos,’ in Vlaardingen en had heel erg tegen de eerste keer opgezien na een minder goede ervaring. Maar hij was blij en enthousiast toen ik hem afhaalde en wilde die middag zelfs nog fietsen. ‘Doen!’ schreef mijn man kort en krachtig terug toen ik hem een berichtje stuurde over het ongeplande bezoek aan het restaurant. Wetende dat dit soort dingen alleen maar één op één lukte bij mijn zoon, bleef hij rustig thuis. Samen vierden mijn zoon en ik het succesvolle logeren met frietjes en chocolademelk voor hem en een pannenkoek en vers sinaasappelsap voor mij.
Een tijdje geleden zag ik dat er een patatkraam naast het restaurant, was verschenen. Peinzend bekeek ik het geheel, nieuwsgierig hoe de uitbaters van het restaurant deze, tijdelijke, carrièreswitch zouden invullen. Er stond al één oudere dame te wachten op haar bestelling en ik besloot om ook wat te bestellen. Keurig op anderhalve meter natuurlijk, zodat de wind vat kreeg op ons gesprekje en sommige woorden wegblies. Uit wat er van de woorden overbleef bleek dat de meneer in de kraam eerder als ober had gewerkt in het restaurant. Belangstellend keek ik toe hoe hij de frietjes bakte, liet uitlekken en vervolgens in de bakjes schudde. Dat ging allemaal prima, tot zowel de eerste klant als ikzelf een zakje eromheen vroegen. De andere mevrouw om te voorkomen dat haar frietjes weg zouden waaien, zoals eerder haar woorden, want ze wilde haar aankoop in de auto opeten die verderop stond. Zelf leek het me wel leuk om mijn ongezonde hap aan het water op de te eten, natuurlijk in de hoop dat de frisse lucht het ongezonde ervan zou compenseren.
Maar probeer maar eens in de wind een papieren zakje om een bakje frietjes te schuiven. Dat viel nog niet mee. Moedeloos gaf de tijdelijke patatbakker het op en gaf ons het zakje en de friet apart in onze handen. Op de één of andere manier vond ik het wel vertederend.
Op een rustig plekje aan het water met het uitzicht op een groep windsurfers die al naar gelang hun ervaring over het water scheerden, dan wel kopje onder gingen, keurde ik mijn aankoop. De smaak was matig naar mijn oordeel. Ik mistte er iets aan, een onmisbaar ingrediënt.
Liefde… je kon merken dat de frietjes zonder liefde waren gebakken. Meestal staan we er niet zo bij stil, denk ik . Maar liefde is blijkbaar een praktische en onmisbare smaakmaker.
Om het plaatje compleet te maken, een paar dagen later bij de groenteman, was één van de medewerksters fruitsalades aan het klaarmaken. ‘Dat ziet er leuk uit, wat een leuke schaaltjes,’ merkte ik op. Stralend knikte ze me toe, ‘daar doe ik het voor, geeft me een goed gevoel als ik er zorg en aandacht aan besteed.’
Je doet het met liefde,’ flapte ik eruit. ‘Precies,’ lachte ze.